O Kerstnacht, schoner dan de dagen,
Hoe kan Herodes 't licht verdragen,
Dat in uw duisternisse blinkt
En wordt gevierd en aangebeden?
Zijn hoogmoed luistert naar geen rede,
Hoe schel die in zijn oren klinkt!
Hij poogt d'onnoosle te vernielen
Door 't moorden van onnoosle zielen,
En wekt een stad- en landgeschrei
In Bethlehem en op de akker,
En maakt de geest van Rachel wakker,
Die waren gaat door beemd en wei,
Dan naar 't westen, dan naar 't oosten.
Wie zal die droeve moeder troosten,
Nu zij haar lieve kinders derft?
Nu zij die ziet in 't bloed versmoren,
Aleer ze nauwlijks zijn geboren,
En zoveel zwaarden rood geverfd?
Bedrukte Rachel, schort dit waren:
Uw kinders sterven martelaren,
En eerstelingen van het zaad,
Dat uit uw bloed begint te groeien
En heerlijk tot Gods eer zal bloeien
En door geen wreedheid en vergaat.