Vrolijk, herders

Vrolijk, herders, komt vrij binnen,
Komt, bezoekt met hert' en wens:
Laat ons het zoet kind beminnen,
Want 't is God, de ware mens.

Wat een blijdschap en geluk
Voor 't menselijk geslacht,
Dat gij nu geboren zijt
Op deze koude nacht.
Weest wellekom, o kindje teer,
Weest wellekom, o grote Heer:
Uw komste doet ons deugd met vreugd,
Want gij, o kindje zoet,
Brengt ons mede alle goed!

Welkom, kindje uitverkoren,
Klene koning, grote Al,
Die voor ons nu zijt geboren
En geleid in ene stal!

Wat een blijdschap en geluk
Voor 't menselijk geslacht,
Dat gij nu geboren zijt
Op deze koude nacht.
Weest wellekom, o kindje teer,
Weest wellekom, o grote Heer:
Uw komste doet ons deugd met vreugd,
Want gij, o kindje zoet,
Brengt ons mede alle goed!