Wilhelmus van Nassouwe

Wilhelmus van Nassouwe Ben ik van Duitsen bloed.
Den Vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood;
Een Prinse van Oranje Ben ik vrij onverveerd,
Den Koning van Hispanje Heb ik altijd geƫerd.

In Godes vrees te leven Heb ik altijd betracht,
Daarom ben ik verdreven, Om land, om luid gebracht:
Maar God zal mij regeren Als een goed instrument,
Dat ik zal wederkeren In mijnen regiment.

Lijdt U, mijn onderzaten, Die oprecht zijt van aard:
God zal u niet verlaten, Al zijt gij nu bezwaard:
Die vroom begeert te leven, Bidt God nacht ende dag,
Dat Hij mij kracht wil geven, Dat ik u helpen mag.

Mijn schild ende betrouwen Zijt Gij, o God, mijn Heer:
Op U zo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer,
Dat ik toch vroom mag blijven, Uw dienaar t'allen stond,
Die tyrannie verdrijven, Die mij mijn hart doorwondt.

Oorlof, mijn arme schapen, Die zijt in grote nood,
Uw herder zal niet slapen, Al zijt gij nu verstrooid:
Tot God wilt U begeven, Zijn heilzaam woord neemt aan,
Als vrome Christen leven: 'tZal hier haast zijn gedaan.