De boer had maar ene schoen: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene schoen: weinig genoeg!
Een schoen zonder hak der an., de boer is geen edelman;
Een schoen zonder hak der an: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene broek: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene broek: weinig genoeg!
Een broek zonder zak er in, de boer is geen edelman;
Een broek zonder zak er in: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene jas: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene jas: weinig genoeg!
Een jas zonder knoop der an, de boer is geen edelman;
Een jas zonder knoop der an: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene kous: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene kous: weinig genoeg!
Een kous met een gat er in, de boer is geen edelman;
Een kous met een gat er in: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene hemd: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene hemd: weinig genoeg!
Een hemd zonder slip er an, de boer is geen edelman;
Een hemd zonder slip er an: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene pet: weinig genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene pet: weinig genoeg!
Een pet zonder klep er an, de boer is geen edelman;
Een pet zonder klep er an: de boer die is geen edelman!
De boer had maar ene vrouw: meer dan genoeg, genoeg, genoeg!
De boer had maar ene vrouw: meer dan genoeg!
Een vrouw met een kop der op: de boer had een reuze strop,
Een vrouw met een kop der op: de boer die had een reuze strop.