Wij willen vanavond vrolijk zijn
En drinken den koelen rijnsen wijn,
Als ’t windje waait, als ’t windje waait:
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Nu willen wij hebben frissen moed.
Verteren een weinig van ons goed,
Als ’t windje waait, als ’t windje waait:
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Och, had ik vijfentwintig bedden,
Te Mei wou‘k er niet een veertje van hebben,
Als ’t windje waait, als ’t windje waait:
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Had ik mij liefje in mijn arm,
Ware zij koud, ik maakte haar warm,
Als ’t windje waait, als ’t windje waait:
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!
Wij willen niet scheiden, Wij willen nog beiden,
Tot het haantje kraait!