"Waar staat jouw vaders huis en hof,
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?"
"Aan geen groen heide, aan geen groen stof,
Daar staat mijn vaders huis en hof.
Zwijgt al stille, Zwijgt al stille,
Mijn lief, en laat jouw vragen zijn!"
"Hoe kom ik in jouw vaders huis,
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?"
"Trekt aan het koordeken van de klink,
Totdat dat deurke open springt.
Zwijgt al stille, Zwijgt al stille,
Mijn lief, en laat jouw vragen zijn!"
"Hoe kom ik op jouw kamerke,
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?"
"Neemt ras jouw schoentjes in de hand:
Op kousevoet is‘t zoete gank.
Zwijgt al stille, Zwijgt al stille,
Mijn lief, en laat jouw vragen zijn!"
"Waar leg ik nu mijn handen neer,
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?"
"Legt nu jouw hand op't hartje mijn:
Het zal Sint Jan wel zomer zijn.
Zwijgt al stille, Zwijgt al stille,
Mijn lief, en laat jouw vragen zijn!"
