De minne die in mijn hartje leit
En zal niet einden noch sterven,
Al schijnt het, dat ik door tegenheid
Mijn lief zal moeten derven!
Al reis ik te land en over zee
En zwerf in vreemde stede,
Mijn liefkens beelt'nis draag ik mee
In mijn genegenhede!
Al zijn er and'ren schoon en rijk,
Zij kunnen mij niet winnen:
Als ik mijn liefke eens bekijk,
Dan moet ik haar beminnen!
Haar heusheid en mijn liefde groot,
Ons vriendschap daar beneven,
Die zullen duren tot de dood,
Ja moog'lijk na dit leven!