"Schoon lief, wilt gij met mij rijden?
Schoon lief, wilt gij met mij gaan?
Ik zal er liefken U leiden,
Daar gelegoud rooskens staan.
Ik zal er liefken U leiden,
Daar gelegoud rooskens staan!"
"Ik en wil met U niet rijden,
Ik en wil met U niet gaan!
Mijn vader zoude mij schelden,
Mijn moeder zoude mij slaan!
Mijn vader zoude mij schelden,
Mijn moeder zoude mij slaan!"
"Waaromme zoude hij U schelden?
Waaromme zoude zij U slaan?
Gij hebt de gelegoud rooskens
Voorwaar geen leed gedaan!
Gij hebt de gelegoud rooskens
Voorwaar geen leed gedaan!"
O scheiden, bitter scheiden,
Als het immer wezen moet.
Hoe nood’ is’t, dat wij scheiden
Al van dat ‘s harten bloed.
Hoe nood’ is’t, dat wij scheiden
Al van dat ‘s harten bloed.