Die nachtegaal die zong een lied

Die nachtegaal die zong een lied,
Dat leerde ik:
Ik hebbe een verholen lief.
Die vrijde ik
En die wil ik niet laten, ja, laten.
Ik hoop, dat ons dez'arbeid zwaar
Nog eens zal mogen baten.

Hij was mij alzo vreemde niet,
Hij had mij lief!
Hij voer mij over heiden,
Hij misdeed mij niet:
Hij voer mij over heiden, ja, heiden.
Daar twee schoon liefkens samen gaan,
Hoe no' is't, dat zij scheiden.

Daar twee goe liefkens samen aan
Den danse gaan,
Hoe vriend'lijk zij hun oogskens
Op malkandren slaan
Gelijk die morgensterre, ja, sterre!
Mijn hartje is van zulker aard:
Blauw oogskens zie ik gerne.