O Heer, die daar

O Heer, die daar des hemels tente spreidt,
En wat op aard' is, hebt alleen bereid,
Het schuimig woedig meer kondt maken stille
En alles doet naar uwen lieven wille,
Wij slaan het oog
Tot u omhoog,
Die ons in angst en nood
Verlossen kondt,
Tot aller stond,
Ja, zelfs ook van de dood.

Als gij, o vrome! dikwijls hebt gesmaakt,
Vermaakt u nu vrij, dat 't uw harte raakt,
Looft God de Heer met zingen ende spelen
En roept vrij uit tezaam met luider kelen:
Had ons de Heer,
- Hem zij de eer! -
Alzo niet bijgestaan,
Wij waren lang,
Ons was zo bang,
Al in de druk vergaan.